ALGEMENE ADVIEZEN BIJ DE HULPVERLENING
Zoönosen
Bij het contact met dieren kunt u naast fysiek geweld te maken krijgen met
het oplopen van een van dier op mens overdraagbare ziekte (zoönose).
Deze kans is niet erg groot en met een beetje oplettendheid is dat risico
vrijwel uit te sluiten.
Zoönosen zijn infectieziekten die van het dier op de mens (en omgekeerd)
kunnen overgaan, met al dan niet dezelfde symptomen.
Ziektes kunnen overgebracht worden door:
- Ectoparasieten ( in of op de huid ):
schurftmijten, ringworm (schimmel) vlo, luis en teek
- Endoparasieten ( in het dier ): o.a.
spoelworm, lintworm
- Bacteriën, o.a. verantwoordlijk voor:
leptospira ( Ziekte van Weil ), salmonella (Paratyfus), tetanus,
botulisme
- Virussen, o.a. verantwoordelijk voor rabiës
( hondsdolheid )
Aanbevelingen om besmetting te voorkomen
- Na het aanraken van elk willekeurig dier uw
handen wassen.
- in ieder geval nooit na contact met dieren
met ongewassen handen iets in uw mond stoppen (eten of roken). Een
aantal ziekteverwekkers kan langs deze weg uw lichaam binnendringen.
- Vleermuizen en vossen nooit met blote handen
aanraken (ook geen dode dieren).
- Dieren niet in uw gezicht laten likken
(besmetting gaat vaak via de mond).
- Etensbakken gescheiden van andere vaat
afwassen.
- Contact met vieze kattenbakken of katten
vermijden wanneer u zwanger bent (i.v.m. toxoplasmose).
Rabiës (hondsdolheid)
Rabiës of hondsdolheid is een infectieziekte die veroorzaakt wordt door het
rabiësvirus en wordt vooral in verband gebracht met vossen en vleermuizen. In
theorie kan het virus overgebracht worden door elk vleesetend zoogdier.
Hoewel de kans op besmetting in Nederland bijzonder klein is, is het van
belang elk risico uit te sluiten, omdat een mogelijke besmetting dodelijk kan
zijn.
Vossen
Rabiës wordt in Nederland bij vossen sinds ongeveer 1990 niet meer inheems
geacht, zodat de kans rabiës op te lopen door een vos uiterst klein is.
In Nederland is rabiës
bij vossen het laatst in 1987 in Zuid-Limburg geconstateerd. Sindsdien worden
er jaarlijks honderden vossen afkomstig uit alle windstreken door het CDI
onderzocht. Daarbij is sindsdien geen enkel geval van rabiës meer aangetoond.
Dat komt omdat sinds een aantal jaren de wilde vossen immuun gemaakt worden
door het uitleggen van speciaal aas met een vaccin ('orale vaccinatie').
Ook in Duitsland en België wordt de laatste jaren veel gedaan aan orale
vaccinatie zodat ook in de grensgebieden de kans op rabiës zeer klein is.
Vleermuizen
Bij het hanteren van vleermuizen moet rekening gehouden worden met de
(kleine) kans op rabiësbesmetting.
Uit onderzoek is
gebleken dat in Nederland ongeveer 22% van de laatvliegers en 5% van de
meervleermuizen besmet is met rabiës.
Bij de meest voorkomende soort, de dwergvleermuis, is nog nooit besmetting
aangetoond, en ook bij alle andere soorten werd geen hondsdolheid
geconstateerd.
Vermijd elke directe aanraking met
vleermuizen.
Dit geldt ook voor dode vleermuizen ook na bewaring in ijskast of diepvries
(virus kan 2 weken tot enkele maanden -beneden het vriespunt- gevaarlijk
blijven).
Het rabiësvirus kan, behalve door een beet, ook door virushoudend speeksel of
urine via kleine huidwondjes of slijmvliezen (ogen) bij de mens
binnendringen.
Verschijnselen bij besmetting
van mensen met rabiës
Het kan 2 weken tot 1 jaar duren, voordat de eerste ziekteverschijnselen
optreden. Vanaf de infectieplaats verspreidt het virus zich via zenuwbanen
naar de hersenen en tast deze aan. Na een griepachtig ziektebeeld van enkele
dagen ontstaat achtereenvolgens pijn in de eerst-aangetaste zenuw, slikangst,
pijnlijke krampen in de slikspieren en verlammingen. Nadat deze
ziekteverschijnselen zijn opgetreden, leidt besmetting in alle gevallen tot
de dood.
Indien er wel contact met een vleermuis heeft plaats gehad:
In de volgende situaties is het verstandig een vleermuis op te laten sturen
om hem op rabiës te laten onderzoeken:
- bijtcontacten vleermuis <> mens of
huisdier
- bijtcontacten huisdier <> vleermuis
- handcontact mens <> vleermuis
Voor advies in dit soort situaties kunt u contact opnemen met de CDIC
Lelystad telefoon 0800-0488
Voor het ophalen en laten verzenden van zo'n vleermuis kunt u de DAN inschakelen.
Tetanus
Bij een beet van of krab van honden, katten, vleermuizen, eekhoorns enz.
bestaat de mogelijkheid van besmetting met de tetanus-bacterie.
Binnen enkele dagen
tot een maand na de besmetting kunnen ziekte-verschijnselen optreden die
lijken op die van hondsdolheid. Na griepachtige klachten ontstaat stijfheid
in het gebied van de verwonding. Hierna kunnen stijfheid en krampen over het
hele lichaam onstaan. Kenmerkend is het optreden van kaakkramp.
Tetanus kan een dodelijke afloop hebben.
Het is dus verstandig u na zo'n beet of krab in verbinding te stellen met uw
huisarts of de EHBO van een ziekenhuis. Naast een tetanus-injectie is een
antibiotica behandeling soms aan te bevelen.
Vossenlintworm (Echinococcus multilocularis)
In 1996 is in Nederland
een onderzoek gestart naar het voorkomen van de vossenlintworm, Echinococcus
multilocularis, in Nederland. Eind ‘97 zijn de resutaten bekend geworden. Er
zijn 5 gevallen van een besmetting bij vossen aangetoond, en wel in Groningen
en Z-Limburg.In de ons omringende landen is al eerder onderzoek gedaan; zo
bleek in Duitsland ongeveer 20% van de vossen besmet.
Deze lintworm, die voor de vos nauwelijks overlast veroorzaakt, kan voor de
mens fataal zijn.
Bij direct contact met vossen bestaat een kleine kans op besmetting met de
vossenlintworm. Omdat dit in het ernstigste geval fatale gevolgen kan hebben,
is het verstandig elk risico uit te sluiten.
Om kans op besmetting uit te sluiten moet u bij het direct contact met dode
dan wel levende vossen vermijden.
Wanneer u wel een vos heeft aangeraakt, moet u voordat u iets in uw mond doet
uw handen goed wassen (Geen bramen of bosbessen eten zonder deze te wassen).
Levenscyclus van
de lintworm
De lintworm (2 tot 6 mm) leeft in het darmkanaal van de vos (zou ook kat of
hond kunnen zijn; bij marterachtigen is de parasiet nog nooit gevonden).
Eieren van de lintworm komen via de uitwerpselen in het milieu terecht. In de
meest voorkomende levens-cyclus van de lintworm wordt zo'n ei door
knaagdieren (secondaire gastheer) zoals de veldmuis via de mond opgenomen. In
de eieren bevindt zich een soort larve (blaasworm), die zich door de darmwand
van het knaagdier boort. Via de bloedbaan bereiken de larven longen, lever en
andere organen. Ze nestelen zich in deze organen, meestal de lever, en door
celdeling ontstaat een tumor-achtig, wijdvertakt buisjes-achtig
cyste-systeem. In deze zeer dunne cysten (0,01 mm) worden de broedkapsels
gevormd, waarin zich het volgende tussenstadium ontwikkelt.
Als de vos een besmette muis opeet, komen deze tussenstadia in de maag en
darm van de vos vrij, verankeren zich in de darmwand en groeien uit tot
volwassen wormen. Zo is de levenscyclus van de parasiet weer gesloten.
Besmetting van de mens
Ook de mens kan als secondaire gastheer optreden, als hij via de mond eitjes
van de lintworm binnenkrijgt. De mens geldt echter als een slechte
tussengastheer (broedkapsels blijken in de menselijke lever vaak steriel,
waardoor de vorming van het volgende stadium uitblijft), en de kansen op
besmetting zijn zeer gering.
Als de ontwikkeling van de cysten wel verder gaat, kan de lever (bij mensen
wordt vrijwel uitsluitend de lever aangetast) door het steeds uitbreidende
cystesysteem uiteindelijk ten gronde gaan, met fatale gevolgen.
Geïnfecteerde delen kunnen operatief verwijderd worden, hoewel het moeilijk
is alles te verwijderen. Met medicijnen (mebendazol) kan de
uitbreidingssnelheid van de parasiet worden afgeremd.
De incubatieperiode is 10 tot 15 jaar.
BesmettingmogelijkhedenOnderzoekingen in Zwitserland hebben aangetoond
dat per jaar 0,18 mensen per 100.000 geïnfecteerd raken.
Een verhoogd risico lopen mensen die in de landbouw werken (4 x zo hoog),
jagers, bosbessenplukkers enz.
Ook mensen van de dierenambulance lopen een verhoogd risico.
Een besmette vos kan eitjes op zijn vacht hebben, de uitwerpselen bij
overreden vossen kunnen eitjes bevatten en ook de grond bij een vossehol kan
besmet zijn. Bij het hanteren van dergelijke vossen kunnen eitjes
uiteindelijk via de mond worden opgenomen.
In de omgeving van Nijmegen is tijdens een recent onderzoek geen besmetting
bij vossen aangetoont. Toch is voorzichtigheid op zijn plaats. Het is
tenslotte maar een kleine moeite.
Mocht er toch iets mis zijn gegaan, dan is d.m.v. bloedonderzoek vast te
stellen of u al dan niet besmet bent.
Daarvoor wordt een bloedmonster afgenomen, dat bij het RIVM onderzocht wordt.
In dat eerste bloedmonster kan nog geen besmetting worden aangetoond, maar
wel een zgn. “achtergrondruis” worden bepaald. Dit wordt na een jaar
vergeleken met een tweede bloedmonster. Een mogelijke besmetting kan dan door
de aanwezigheid van antistoffen worden aangetoond .
Ook kan faecesonderzoek (ontlasting) van des betreffende vos duidelijkheid
geven over een mogelijke besmetting.
meer info:
- Publieksvoorlichting
Ministerie VWS (Volksgezondheid, Wetenschap en Sport), 070 - 3407911
- VHI (Veterinaire Hoofd
Inspectie van de Volksgezondheid Rijswijk), 070 - 3406997
- RIVM (Rijks Instituut voor
Volksgezondheid en Milieu), 030 - 2749111
Dierenambulance
Nijmegen, © 1997 - 2008
|